Rond 4000 v. Chr. begonnen mensen paarden te domesticeren, Er zijn overal ter wereld nog wel verwilderde paarden te vinden, maar het enige nog levende wilde paard (dat nooit is getemd en geen voorouders had die waren gedomesticeerd) is het Przewalskipaard. Een kudde wilde paarden bestaat uit zo’n drie tot vijfendertig leden: een volwassen hengst, zijn merries en hun nageslacht. Jonge mannetjes worden na anderhalf jaar verjaagd door hun vader en moeten dan voor zichzelf zorgen. Zij vormen een groep Vrijgezellen waarvan er één de leider zal worden. Die zal weer vrouwtjes aantrekken en later de andere mannetjes wegdrijven.
Soms neemt een jonge hengst het op tegen een oudere hengst in een poging zijn harem over te nemen. Pas als dreigende geluiden en gebaren niet werken, zal de hengst met bijten en aanvallen de indringer proberen te verjagen. De merries bepalen waarheen de kudde zich begeeft, de hengst volgt hen en zorgt ervoor dat er geen andere hengst in de buurt komt. De kudde is niet territoriaal, ook niet rond waterplassen, die voor hen belangrijk zijn.
Gedomesticeerde paarden reageren soms wel agressief als er een ander paard bij komt. Een zwangere merrie zet na een dracht van ongeveer 340 dagen een veulen op de wereld. Enkele uren daarna kan het veulen staan en zelfs al rennen. Het drinkt een half jaar bij de moeder.
Het wilde paard is van nature sociaal en coöperatief, aanhankelijk en gericht op de groep (kudde). Een gedomesticeerd paard heeft een groot verlangen zijn baas (‘aanvoerder’) te behagen, wil dienstbaar zijn en zal zich aan hem hechten. Helaas zijn paarden eeuwenlang gebruikt en misbruikt op het slagveld, op boerderjen, voor dressuur, op rodeo’s en racebanen. Ze zijn dienstbaar, geven zich helemaal, tot het uiterste. Ze houden van rennen, maar korte stukken voor hun plezier. Alleen als een vijand achter hen aanzit, zullen ze langere afstanden galopperen. Lang en hard rennen heet impact op hun hart. Paarden worden 25 tot 30 jaar oud. Vijanden zouden zijn: een groep wolven, grote katachtigen, coyotes en (zwarte) beren.
Paard in mythen en tradities
Het paard staat symbool voor oerkracht en spontane levenskracht, libido, vruchtbaarheid, trouw, helderziendheid en intuitie. De ruiter beeldt de mens uit die de instinctieve levenskracht beheerst. Het paard wordt geassocieerd met de vier windrichtingen en is het rijdier van gene zijde dat bemiddelt tussen hemel (zielen van overledenen) en aarde (de mens). Paarden waren tijdens de paardencultus in de pre-uelleense tijd aan de Maan gewijd, omdat hun hoeven aanvormig zijn.
De Maan werd als bron van alle water beschouwd en Maanpriesteressen hielden regenrites ten tijde van de cultus van het heilige paard De Grieken noemden het mythische gevleugelde paard Pegasus ook wel het Maanpaard. Met zijn hoeven had hij de waterbron Hippocrene geslagen op de berg Helicon en ieder die van de bron dronk, werd gezegend met de gave om gedichten te schrijven. De Turkse volkeren kenden het Viegende paard Tulpar. In Kazakhstan, Mongolië, is dit gevieugelde paard een onderdeel van het staatsembleem.
Centauren waren Griekse mythische wezens met het lijf van een paard en vanaf de nek het bovenlijf van een mens. Het waren wilde en losbandige paardmensen. De centaur Cheiron vormde een uitzondering, hij was de goede centaur, beroemd om zijn kennis over geneeskunde en beeldkunst. Toen hij werd verwond door een giftige pijl gaf hij zijn onsterfelijkheid aan Prometheus om van Zijn eeuwige pijn te worden verlost. Cheiron wordt wel de gewonde genezer genoemd. Deze term geeft aan dat degene die zijn eigen wonden heeft onderzocht, verwerkt en geheeld, ze tot een grote kracht kan maken en ook anderen kan helen.
Erichthonius, koning van Troje, had drieduizend merries. Boreas, de Noorderwind, begeerde hen. Hij veranderde zichzelf in een donker gemaande hengst en paarde met twaalf merries. De twaalfjonge paarden die werden geboren, waren sneller dan enig ander paard en konden over de maisvelden, zelfs over de golven galopperen. Witte paarden trokken de wagen van de Griekse zonnegod Helios. De merries van de Thracische vorst Diomedes aten mensenvlees, want zij kregen de gasten van de vorst. Herakles voerde Diomedes aan zijn eigen paarden en temde ze. De zeegod Poseidon zou paarden hebben gecreeerd uit de golven. De Hippocampus had het hoofd en bovenlijt van een paard, een geschubd onderlijf, een dolijnenstaart en soms een vin of vleugels.
Als deze zeepaarden van Poseidon op de kust afstormden, leken ze schuimende golven. Bovendien zouden ze aardbevingen veroorzaken en daarom waren ze niet geliefd bij de mensen. In de Noordse mythologie was het achtbenige paard Sleipnir het kind van de god Loki (die de vorm van een merrie had aangenomen) en de hengst Svaðilfari. Odin won het paard en samen reden ze door de lucht, naar de godenwereld en naar de onderwereld. Sleipnir was het sterkste en snelste paard.
Manannán Mac Lir was de Keltische zeegod van de bovennatuurlijke Tuatha Dé Danann. Manannán zou via mist zijn verbonden met de Andere Wereld, daar waar de zielen heen reisden in het hiernamaals. Zijn paard Enbarr galoppeerde met gemak over de golven en kon mensen naar de Andere Wereld vervoeren. Epona was een Keltische vruchtbaarheids- en paarden godin. Zij was zowel de beschermster van paarden en ruiters, als de begeleidster van zielen naar de Andere Wereld.
In Schotse mythen komt de Kelpie voor, een waterpaard dat in grote, diepe wateren leefde (zoals Loch Ness). Hij was in principe zachtaardig, maar als hij werd beklommen, rende hij naar het water en verdronk de berijder. De Each-Uisge was een feller en gevaarlijker dat in de Schotse Hooglanden leefde. Eenhoorns, magische witte paarden met een lange hoorn op het voorhoofd, waren zeer wild en stonde symbool voor zuiverheid en bevalligheid. Alleen een maagd kon het dier vangen en temmen. De hoorn zou genezingskracht bezitten: tijdens het drinken zorgde de aanraking ervoor dat vergiftigd water weer drinkbaar werd en zouden ziekten genezen.
De wite (kalk)paarden op heuvels in Engeland en de vele connecties met paarden in lerse mythen tuigen van een eeuwenoude paardencultus. Het grote witte paard Kanthaka was het favoriete paard van prins Siddhartha. Na zijn dood werd Kanthaka herboren als brahmaan die later verlichting bereikte. Het Chinese dierenteken Paard staat voor: veel energie, elegant, populair, ongeduldig en vurig, onafhankelijk. koppig en driftig, niet zo veel zelfvertrouwen.
Het kosmische paard
Pegasus, het gevleugelde paard, is een sterrenbeeld aan de noordelijke hemel. Het bevat heldere sterren en enkele deepsky objects, zoals NGC 7331, een spiraalvormig melkwegstelsel dat wel als tweeling van onze eigen Melkweg wordt gezien.
Het sterrenbeeld Pegasus is vernoemd naar het gevleugelde paard uit de Griekse mythologie. Toen Medusa op een nacht het bed deelde met Poseidon in een tempel van Athena, ontstak Athena in woede en veranderde Medusa in een monster met slangenhaar. Perseus hakte het hoofd van Medusa tenslotte af en uit haar dode lichaam vloog het gevleugelde paard Pegasus op. Athena gaf Pegasus aan Bellerophon, die met behulp van het vliegende paard enkele onmogelijke missies uitvoerde. Toen alles hem meezat, begaf Bellerophon zich naar de berg Olympus alsof hij een god was. Maar Zeus liet Pegasus prikken door een horzel, waardoor deze steigerde en Bellerophon roemloos ter aarde wierp. Zeus ving Pegasus, plaatste hem aan de hemel en gebruikte hem om zijn goddelijke bliksem te dragen. Astrologisch staat Pegasus voor gerichte actie, deskundigheid, ambitie, ijdelheid, intuitie, enthousiasme en nukkigheid. Hij staat ook symbool voor dichters en inspiratie.
Naast Pegasus ligt Equuleus of Veulen, een klein sterrenbeeld aan de noordelijke hemel. In eerste instantie werd het Equus Prime (het eerste paard) genoemd, omdat het vlak voor Pegasus opkomt. Het bevat geen heldere sterren, wel enkele deepsky objects. De Grieken noemden dit sterrenbeeld Celeris, de broer van Pegasus. Celeris (snelheid) werd door Mercurius aan Castor gegeven. Astrologisch geeft Equuleus vriendschap, schranderheid, maar ook ijdelheid en houden van plezier maken. Een andere associatie is de Paardenkopnevel: een donkere gasnevel die zich in een deel van het sterrenbeeld Orion bevindt, Het is een van de meest herkenbare nevels door de vorm van de donkere stofwolken en gassen die het licht van de sterren erachter blokkeren. In de basis van de nevel bevinden zich jonge sterren.
Paard als krachtdier
Paard is gracieus, mooi, wild en vrij of wenst dat te zijn. Als hij zijn eigen vrije gang kan gaan, is hij het blijst. Restricties in de vorm van woorden, zaken of regels irriteren hem, maken hem bokkig of doen hem zelfs steigeren. Paard kan stampei maken, letterlijk stampen, om zijn punt duidelijk te maken. Er zit een mate van koppigheid in hem, maar als hij een flow ervaart, kan hij er niet zomaar vanaf wijken. Hij wéét wat goed of niet goed voor hem is en raakt geirriteerd als hij uit het gevoel van eenheid en vrijheid wordt gehaald.
Zijn oerenergie en oervrijheid kunnen overdonderend zijn voor anderen. Vaak is hij voor op zijn leeftijd, dus zijn omgeving snapt hem niet altijd, die ziet vooral een vrije ziel en wil die temmen. Dat kan Paard verdrietig maken. Door zijn groot innerlijk weten, zijn energie, passie en (oer)kracht kan hij grote dingen gedaan krijgen in het leven. Ook door samen te werken met anderen!
Voor een Paardkind is veel bewegen belangrijk: rennen, sporten en spelen helpen hem zijn energie kwijt te kunnen en zo lang mogelijk ongetemd in het leven te staan. Als hij ouder wordt, zal hij zelf zijn wilde kant en zijn oerweten gaan begrijpen en zijn innerlijke impulsen (moeten) temmen en constructief maken. Als de buitenwereld hem aan banden probeert te leggen, zal hij juist zijn kont tegen de krib gooien!
Paard moet steeds blijven voelen wat belangrijk voor hemzelf is. Door tijd te nemen en innerlijke rustmomenten in te bouwen, zal hij weten wat zijn prioriteiten zijn en deze duidelijk kunnen maken naar de buitenwereld.
Paard is supergevoelig: hij voelt de energie van een ander aan en reageert erop. Soms heeft hij dit (spiegel-gedrag) zelf niet door, dus is het goed dat hij zich hiervan bewust wordt. Door goedkeuring en harmonie in zijn omgeving voelt hij zich beter. Hij kan ook veroveringsdrang hebben of willen bewijzen dat hij kracht en schoonheid bezit.
Lichamelijke klachten hebben meestal meer met zijn geestelijke gesteldheid te maken: over-prikkeling of impulsen die hij heeft opgepikt uit zijn omgeving kunnen hun weerslag hebben op zijn lichaam. Omdat Paard zo’n doorzetter is en zich er niet onder wil laten krijgen, zal hij het niet snel laten merken als hij ergens last van heeft. In zijn uitingen kan hij direct zijn, zowel als het gaat om liefkozen als in het gebruik van duidelijke woorden. Hij houdt van snelheid. rennen, reizen en eropuit trekken om nieuwe plekken te ontdekken. Zijn kracht ligt in het uitdragen van zijn ervaringen, zijn kunnen en zijn wijsheid – maar wel op zijn eigen manier, in vrijheid en met humor.
Voor Paard is het niet moeilijk om contact te hebben met overleden voorouders of met andere dimensies. Hij is een begeleider naar de Andere Wereld, een spirituele reisbegeleider als het ware. Met zijn energie kan hij een ander dragen en veilig houden. De voorouderlijke lijn speelt ook een belangrijke rol in het leven van Paard, want die vraagt hem te onderzoeken welk karma (niet geleefde voorouderlijke thema’s) er is doorgegeven of doorspeelt bij hem. Door daarin bewustzijn te verkrijgen, te zien wat er is blijven liggen en door zelf wel te leven wat (voor) ouders niet leefden, krijgt Paard een van zijn vrijheid terug, want dan zijn er paden van verleden vrijgemaakt. Dit kan voor hem in eerste instantie voelen als ballast van de generaties voor hem, maar er zitten lessen in die helend zijn, ruimte geven en vrij maken. Het uitwerken ervan geeft hem zicht op aannames die uit de familie komen en daardoor kan hij de roulerende rekening doorbreken. Dit soort voorouderlijke bagage draagt Paard mee, maar door dit uit te werken kan hij zijn eigen vrijheid en macht ontdekken en een plek geven.
“Ik rende weg van iets of iemand, maar was helemaal niet bang; ik genoot van het rennen want ik wist dat ze me nooit zouden vangen. Ik was in een Zuid-Amerikaans land. Een kind wees ons de weg door de stad, zodat we niet werden gezien. Ik moest mijn hoofd naar beneden houden en in de schaduw blijven, maar ik was meer geinteresseerd in het observeren van iedereen en alles om me heen. Ik had dik zwart krullend haar.”